Let op! Deze informatie weerspiegelt de juridische stand van zaken in 2005. Sindsdien hebben zich vele nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Sommige argumenten gelden echter nog wel. Neem daarvoor contact op met het spreekuur van de Bijstandsbond, zie http://www.bijstandsbond.org

Actuele ontwikkelingen op het gebied van de controlemaatschappij vindt u ook op http://www.bijstandsbond.blogspot.nl

 

Rechtmatigheid van de huisbezoeken

 

Voor de overdracht van uitkeringsgerechtigden van de sociale dienst naar de DWI gaat de Sociale Dienst Amsterdam bij alle cliënten onaangekondigd op huisbezoek om de feitelijke woon- en gezinssituatie vast te stellen. Bij nieuwe cliënten wordt meteen al een huisbezoek afgelegd.

De vraag is nu of je verplicht kunt worden om mee te werken aan deze schending van je huisvrede en privacy. Tenslotte beschikt iedere burger over grondrechten.

 

EVRM

Artikel 8 - Recht op eerbiediging van privé leven, familie- en gezinsleven

1.Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie.

2.Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

 

UVRM

 

Artikel 12

Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn persoonlijke aangelegenheden, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch aan enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft een ieder recht op bescherming door de wet.

 

Grondwet

 

Artikel 10

1. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer.
2. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens.
3. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens

 

Europese Grondwet

 

II-7 De eerbiediging van het privé- leven en het familie- en gezinsleven

Een ieder heeft recht op eerbiediging van zijn privé-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie.

 

Algemene Wet Bestuursrecht

 

Artikel 4:3

 

1. De aanvrager kan weigeren gegevens en bescheiden te verschaf­fen voor zover het belang daarvan voor de beslissing van het bestuurs­or­gaan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de per­soon­lijke levenssfeer, met inbegrip van de bescherming van medi­sche en

psycholo­gische onderzoeksresultaten, of tegen het belang van de be­scherming van bedrijfs- en fabricagegegevens.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op bij wettelijk voor­schrift aangewezen gegevens en bescheiden waarvan is bepaald dat deze dienen te worden overgelegd.

De huisbezoeken zijn in strijd met al deze artikelen. Grondrechten zijn er juist om burgers te beschermen tegen ongelimiteerd overheidsingrijpen, een duidelijke wettelijke basis voor de huisbezoeken is er niet. Er is geen of weinig regelgeving, althans niet bij mij bekend, over hoe om te gaan met deze tegenstrijdige belangen aangaande controle enerzijds en recht op privacy anderzijds. Enige jurisprudentie over huisbezoeken is er wel. Daaruit blijkt in ieder geval dat een huisbezoek gezien wordt als een inbreuk op de persoonlijke levensfeer. Ook de noodzaak van een bijzondere omstandigheid komt aan de orde, er moet een aanleiding zijn (anonieme tip, vermoeden van fraude) om het huisbezoek te rechtvaardigen. Dit sluit ook aan bij de noodzakelijkheid en redelijkheid waar ook in de WWB nog steeds sprake van is. In redelijkheid kan van cliënten niet gevraagd worden vrijwillig hun grondrecht(en) op te geven, noodzakelijk zijn de huisbezoeken ook niet daar de bevoegde instanties genoeg andere middelen kunnen aanwenden om de rechtmatigheid van de uitkering vast te stellen. Er vindt immers al een uitgebreide controle plaats via de koppeling van zeer veel bestanden.

Ook in de memorie van toelichting over artikel 17 WWB (inlichtingenplicht) is sprake van een medewerkingsverplichting in individuele situaties.

Tenslotte geldt ook nog het Proportionaliteitsbeginsel. De inbreuk op de privacy moet in verhouding staan tot het doel, het verkrijgen van inlichtingen. Uitgangspunt is dat gekozen moet worden voor de minst ingrijpende wijze van verificatie. Desnoods kunnen ze een maand voor het huis van een belanghebbende gaan bivakkeren.

 

Memorie van Toelichting, algemeen deel

Artikel 17 Inlichtingenplicht

Het tweede lid bevat een algemene medewerkingsverplichting die zowel geldt ten aanzien van de arbeidsinschakeling als de verlening van bijstand. Burgemeester en wethouders vertalen de algemene medewerkingsverplichting in individuele situaties in een of meer concrete verplichtingen. Zo kan bijvoorbeeld van de belanghebbende gevergd worden dat hij medewerking verleent aan een huisbezoek. Het niet verlenen van de specifiek verlangde medewerking, kan voor burgemeester en wethouders aanleiding vormen de verlening van bijstand op te schorten, met toepassing van artikel 54.

 

Jurisprudentie

- Een onaangekondigd huisbezoek ter vaststelling of recht bestaat op bijstand

vormt volgens de Raad een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Deze inbreuk

kan, indien de bijzondere omstandigheden van het geval daartoe nopen, evenwel

gerechtvaardigd zijn op grond van art. 8, tweede lid, EVRM. (JABW 1995/363)

 

- Ten einde duidelijkheid te verkrijgen is onder omstandigheden een (onaangekondigd) huisbezoek gerechtvaardigd te achten. Overigens bestaat er slechts dan aanleiding een betrokkene in de gelegenheid te stellen opnieuw te worden gehoord, indien na het horen (ivm de behandeling ven het bezwaarschrift) feiten of omstandigheden bekend worden die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn. (JABW 1999/40)

 

- Bij constatering van schending van de inlichtingenplicht kan bijstand slechts worden geweigerd bij een redelijk vermoeden dat er in het geheel geen recht op bijstand bestaat. (JABW 1996/1)

 

-Het bijstandsverlenend orgaan heeft de bevoegdheid om naar aanleiding van een anonieme tip een onderzoek te starten. Voor het uitoefenen van deze bevoegdheid is niet vereist dat ook andere aanwijzigen voorhanden zijn. Gelet op het karakter van het onderzoek naar de woon- en leefsituatie en mede in aanmerking genomen, dat betrokkene andere relevante informatie niet uit eigen beweging heeft doorgegeven aan de GSD kunnen verlangen, dat een huisbezoek ter beoordeling van de woon- en leefsituatie zou plaatsvinden aansluitend aan het onderhoud waarin betrokkene om medewerking is verzocht. (JAWB 1993/27)

 

De verplichte medewerking aan huisbezoeken is volgens de Werkinstructie Huisbezoek van de Sociale Dienst Amsterdam (versie 1.03, 25 mei 2004) gebaseerd op de artikelen 17(inlichtingenplicht), 53a(onderzoek gegevens) en 54(onjuiste gegevens, onvoldoende medewerking) van de WWB, artikel 2(controle bij aanvraag)  en 8(controlemiddelen) van de Handhavingsverordening van de gemeente Amsterdam, alsmede op artikel 4:5(niet behandelen aanvraag) eerste lid AWB.

 

Wat staat er zoal in deze instructies?

 

Een huisbezoek wordt in principe onaangekondigd uitgevoerd door twee medewerkers, waaronder één handhavingsspecialist die de leiding heeft.

Bij een nieuwe aanvraag wordt evt. tweemaal een poging tot huisbezoek afgelegd, dan brief  met uitnodiging op kantoor voor twee dagen later. Niet komen betekent niet in behandeling op grond van artikel 4:5 AWB. Wel komen betekent direct huisbezoek.

Voor een lopende uitkering geldt, één huisbezoek, dan brief met uitnodiging op kantoor en bij niet komen opschorting uitkering plus tweede brief met hersteltermijn, dan wel komen direct huisbezoek, niet komen beëindiging uitkering op grond van artikel 54 WWB.

 

Op Kantoor

Tijdens dit gesprek wordt zo gedetailleerd mogelijk navraag gedaan naar je woning. Dit kan van alles zijn, in de instructie staat bijvoorbeeld: naambordjes op de deur, kleur van de gordijnen, vloerbedekking, wat is de postcode, een plattegrond, maar het kan natuurlijk van alles zijn. Ik fantaseer maar, bijvoorbeeld; waar zit de meterkast, hoofdkraan, deuren links- of rechtsdraaiend, ramen van glas of kunststof, hoeveel rollen wc-papier, wat is de kleur van de keukenkastjes, wat voor wc-bril hoeveel ramen, wat voor gasfornuis, koelkast, tv, boekenkast en welke boeken dan?

Heb je die ook allemaal gelezen?

 

Werkwijze Huisbezoek

Het is verplicht dat de leidinggevende zich legitimeert en het doel van het huisbezoek mededeelt. Er is toestemming vereist voor het binnentreden en dat willen ze graag schriftelijk vastleggen, ook de evt. weigering. Er is ook toestemming vereist voor het kijken in kasten, laden, wasmanden etc. Maar ga er vooral niet vanuit dat ze die toestemming ook vragen. Al snel is een kastdeur open voor je daartegen bezwaar hebt kunnen maken, want waarom zou dat nou niet mogen?

 

Aandachtspunten

Er wordt bij een huisbezoek vooral gekeken of de woning echt bewoond wordt en door wie dan. Met name wordt gelet op post, administratie, kleding en aanwezige personen. Aandachtspunten zijn: naambordje op de deur, brievenbus, inrichting, kostbare sieraden of schilderijen(luxe), planten en huisdieren en koelkast (vragen tenslotte verzorging cq onderhoud).

 

Gedragsregels bij huisbezoek

Niet intimiderend, wel doortastend, wat is het verschil?

Altijd in dezelfde ruimte verblijven. (veiligheid)

Alertheid op werkzaamheden als zelfstandige.

Eventueel foto’s nemen, daar is toestemming voor nodig.

Maak tijdens gesprek gebruik van verhoor- en omsingelingstechnieken.

Stel ter plaatse een zo gedetailleerd mogelijk verslag op en laat client ondertekenen.

 

Weigering huisbezoek:

Bij aanvraag volgt afwijzing.

Bij lopende uitkering volgt onderzoek en bij twijfel over rechtmatigheid volgt beëindiging.

 

Zakboek Inlichtingenplicht

In de Memo Terugvordering en Verhaal staat over het huisbezoek nog het volgende:

Voorwaarde voor een huisbezoek is het legitimeren en mededelen van het doel.

Alleen de leidinggevende hoeft zich te legitimeren.

Er is toestemming nodig voor de toegang tot het huis en toegang tot een bepaalde kamer.

Toestemming is nodig voor het openen van laden en kasten.

Een kamer bewoond door een ander geldt als een afzonderlijke woning.

Een ondertekende verklaring, gedetailleerd en liefst in eigen woorden van de belanghebbende, heeft meer bewijslast dan een niet ondertekende verklaring.

Bij weigering huisbezoek kan het recht op een uitkering niet vastgesteld worden.

 

Bij huisbezoeken wordt met name gelet op eventuele woon/samenlevingsfraude,  inkomensfraude en vermogensfraude. Er is een hele waslijst waar tijdens het huisbezoek, maar ook daarvoor of erna, buiten belanghebbende om, naar gekeken wordt.

 

Geld, rekeningen, aandelen, obligaties, auto’s, waardevolle sieraden en schilderijen, dure apparatuur of inrichting, erfenisen, eigen huis/grond/boot ook in het buitenland, gereedschap, administratie, verzamelingen, kunst.

Bij het vaststellen van de woon- en leefsituatie ook naar post (adressering), medicijnen (etiket), foto’s, kleding (ook de wasmand), naamplaatje, koken/wassen, gezamenlijke vakanties/rekeningen/bezittingen, oppassen, verzekeringspolissen, het ontbreken van kostenposten bv laag energieverbruik, geldopnames (waar), parkeervergunning.

 

Buiten belanghebbende om kan informatie ingewonnen bij oa:

GBA, werkgevers, scholen, ARBO, KvK, verhuurders, belastingdienst, CWI, zorgverzekeraar, pensioenfonds, sociale verzekeringsbank, huursubsidie, kadaster, nutsbedrijven, justitie, parkeerbeheer, ANWB, scheepvaartregister, RDW, WOZ, internet (homepage), volkstuinvereniging, campingbeheerder en natuurlijk de buren.

 

De vraag is mag dit nu allemaal.

Het antwoord is onduidelijk.

Als je uitgaat van de rechtmatigheid van een huisbezoek comform de inlichtingen- en medewerkingsplicht vastgelegd in de wet werk en bijstand dan zijn er maar weinig grenzen aan wat je moet toestaan. Dan mogen ze in alle kasten kijken, in de wasmand snuffelen,  haren zoeken in je bed en douche, maar ook in je computer kijken en je post lezen. Het briefgeheim kan op dezelfde wijze omzeild worden als het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, iedereen immers die jij die toestemming verleent mag je post lezen. En mogen ze het niet lezen dan is onmogelijk vast te stellen of je recht op een uitkering hebt. Dan mogen ze ook vragen hoe vaak je bij je vriendje of vriendinnetje slaapt om vast te kunnen stellen of je wel hoofdverblijf hebt in je eigen woning; niet of het ook leuk was, want dat is niet van belang voor je uitkering.

Kortom als het huisbezoek mag, dan mag alles.

 

Bijlagen

 

Wet Werk en Bijstand

 

Artikel 17 Inlichtingenplicht [Treedt in werking per 01-01-2005]

 

1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.

2. De belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

3. Het college stelt bij de uitvoering van deze wet de identiteit van de belanghebbende vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

4. Een ieder is verplicht aan het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht of een geldig rijbewijs dat is afgegeven op grond van de Wegenverkeerswet dan wel een geldig rijbewijs als bedoeld in artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994 terstond ter inzage te verstrekken, voorzover dit redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.

 

Artikel 53a.  Verstrekking en onderzoek gegevens

1.       Onverminderd artikel 28, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, bepaalt het college welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

2.       Het college is bevoegd onderzoek in te stellen naar de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens en zonodig naar andere gegevens die noodzakelijk zijn voor de verlening dan wel de voortzetting van bijstand. Indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft kan het college besluiten tot herziening van de bijstand.

Artikel 54.  Onjuiste gegevens en onvoldoende medewerking

1.   Indien de belanghebbende de voor de verlening van bijstand van belang zijnde gegevens of de gevorderde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt, dan wel indien de belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent, kan het college het recht op bijstand voor de duur van ten hoogste acht weken opschorten:

a.   vanaf de eerste dag van de periode waarop het verzuim betrekking heeft, of

b.   vanaf de dag van het verzuim indien niet kan worden bepaald op welke periode dit verzuim betrekking heeft.

2.   Het college doet mededeling van de opschorting aan de belanghebbende en nodigt hem uit binnen een door hen te stellen termijn het verzuim te herstellen.

3.       Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand en terzake van weigering van bijstand, kan het college een dergelijk besluit herzien of intrekken:

a.   indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of de artikelen 28, tweede lid, en 29, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand;

b.   indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

 

4.       Als de belanghebbende in het geval bedoeld in het eerste lid het verzuim niet herstelt binnen de daarvoor gestelde termijn, kan het college na het verstrijken van deze termijn het besluit tot toekenning van bijstand intrekken met ingang van de eerste dag waarover het recht op bijstand is opgeschort.

Algemene Wet Bestuursrecht

 

Artikel 4:5

 

1. Het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:

a. de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of

b. de aanvraag geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15, of

c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.

 

Handhavingsverordening Amsterdam Wet Werk en Bijstand

 

Artikel 2

Voorlichting, communicatie en controle bij aanvraag.

Het College stelt jaarlijks een beleidsplan van de Gemeentelijke Sociale Dienst vast, waarin onder meer aandacht wordt besteed aan fraudepreventie. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het College belang-hebbenden informeert over de rechten en plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik. Daarnaast beschrijft het College in het beleidsplan ten minste de wijze van controle bij de aanvraag, de handelwijze bij inconsistenties in de aanvraag, alsmede het gebruik van risicoprofielen bij de beoordeling van de aanvraag

 

Artikel 8

Controlemiddelen.

1. In het beleidsplan van de Gemeentelijke Sociale Dienst beschrijft het College ten minste de wijze van controle, de handelwijze bij inconsistenties alsmede het gebruik van risicoprofielen bij de beoordeling van inlichtingen die door belanghebbende zijn verstrekt.
2. Het College maakt ter controle voorts gebruik van bestandsvergelijkingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voorkomen.
3. Het College onderzoekt overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand.

Gemeentelijk beleid

 

Actualisatie Jaarplan 2004 Gemeentelijke Sociale Dienst 26-05-2004

 

Huisbezoeken / ‘Klant in beeld’
Recente pilots bevestigden het belang van huisbezoeken voor het waarborgen van de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Ook kan een huisbezoek informatie opleveren over mogelijkheden en belemmeringen voor iemands arbeidsintegratie. Het voornemen bestaat om in de aanloop naar de nieuwe Dienst Werk en Inkomen zowel bij nieuwe aanvragers als mensen met een lopende uitkering een huisbezoek af te leggen. Dit vormt een onderdeel van de aanpak ‘Klant in beeld’. Na vaststelling van de rechtmatigheid van de uitkering wordt de voortgang van een scholing of begeleiding onderzocht en bij het ontbreken hiervan alsnog een traject met de cliënt ingezet. Verder worden de toepasselijke WWB-verplichtingen vastgelegd en ingevuld.

Fraudebestrijding en terugvordering
De aanpak van de sociale dienst is in toenemend mate gericht op het voorkomen van fraude. Zogenoemde witte fraude, waartoe onder andere het niet opgeven van reguliere verdiensten wordt gerekend, wordt zoveel mogelijk aan het licht gebracht door middel van vroegtijdige bestandskoppelingen. Andere vormen van fraude, zoals zwarte inkomsten en verzwegen samenwoningen, vragen vaak om een meer projectmatige aanpak. Ook huisbezoeken dragen bij aan het voorkomen of constateren van onrechtmatig gebruik van de bijstand.

 Voor overdracht naar de DWI-overgang zullen lopende uitkeringen worden gecontroleerd op rechtmatigheid en reïntegratiepotentieel via de aanpak ‘Klant in beeld’. Hierbij gelden de volgende hoofddoelstellingen:

-een maximale rechtmatigheidstoets van de bijstandsverlening voorafgaand aan de DWI-overdracht; in een groot aantal gevallen zal een huisbezoek hiervan onderdeel uitmaken.

-de indeling van werkzoekenden in 4 fasen is vervangen door een tweedeling in wel/niet snel bemiddelbaar. De verdere werkzaamheden rondom de bijstandsaanvraag en reïntegratiebehoefte zijn afgestemd op deze indeling. Hierbij ligt het accent van de CWI-inbreng bij de route A-cliënten en van de gemeentelijke inzet bij de route B-cliënten.
- de gemeente heeft aan de kop van het aanvraagproces een handhavingsaanpak geïmplementeerd en wordt de verzamelde informatie niet langer achteraf gevalideerd. Zo krijgen zowel route A- als B-cliënten aansluitend op de uitkeringsintake een huisbezoek.

 

 

Vorming nieuwe Dienst Werk en Inkomen (DWI) Amsterdam, 8 april 2004

 

Het recht op inkomen blijft overeind
Werk boven inkomen; bedrijfseconomisch denken; handhaving op de kop”. Met deze oneliners wordt nieuw beleid en een nieuwe cultuur geaccentueerd. Maar de WWB is een recht. Als een klant aan de voorwaarden voldoet is er gewoon recht . De DWI-organisatie moet een “onderscheidend vermogen” ontwikkelen. Continue een individuele beoordeling maken op de persoon en zijn omstandigheden met inachtneming van de beleidskaders. De klant die zelf actief aan de slag wil en geen misbruik maakt mag geen enkel recht onthouden worden of in de dienstverlening iets merken van de houding om “de poort dicht te houden”.

 

Fase A Handhaving
De capaciteit van de handhavingspecialisten (inclusief tijdelijke uitbreiding) wordt primair benut voor het “dichtzetten van de kop”. Als de huisbezoeken worden uitgevoerd door 2 handhavingspecialisten zou de totale capaciteit nodig zijn voor “de kop”. De uitvoering van huisbezoeken is juridisch en maatschappelijk kwetsbaar en vraagt deskundigheid en tact. De gemeente kan en wil zich geen onzorgvuldigheid permitteren. Gedoseerd wordt onderzocht of het – met behoud van zorgvuldigheid – haalbaar is om combi’s te maken van 1 handhavingspecialist en 1 inkomensconsulent. Geïnteresseerde inkomens-consulenten worden daarvoor onder de aansturing gebracht van Handhaving.

 

Strikte handhaving
Een van de pijlers waarop de DWI is gebouwd is een rechtmatige uitvoering. Het is niet langer een doel op zich maar voorwaarde voor de uitvoering. De DWI is streng in de uitvoering en de naleving van afspraken met haar klanten. Amsterdam accepteert niet dat hardwerkende inwoners van de stad moeten bijdragen aan frauderende bewoners. Teveel betaalde bijstand wordt teruggevorderd. Het niet nakomen van afspraken wordt bestraft.


Drempel 3: door de handhavingspecialist wordt een verificatie- en validatieonderzoek uitgevoerd. De aanvraag wordt gebaseerd op gegevens van de klant; maar klopt de informatie? Het verificatie- en validatieonderzoek is onder meer gericht op de beoordeling van de woon- en leefsituatie. Daarvoor wordt standaard een huisbezoek ingesteld. Nadat de handhavingspecialist en inkomensconsulent hebben vastgesteld dat de informatie juist is, beschikt de klantmanager over de bouwstenen voor een afgewogen beslissing.
Drempel 4:
uitgangspunt blijft de opgave van de klant. Maar niet iedere klant geeft de juiste situatie op. De klantmanager is verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de uitkering. Tijdens de intensieve contacten is de klantmanager alert op misbruik.
Drempel 5:
gedurende de uitkeringsperiode worden frauderisico-onderzoeken uitgevoerd. Om te bepalen of zo’n onderzoek moet plaatsvinden wordt een frauderisicoprofiel opgesteld. Wetenschappelijk onderzoek en analyse van fraudezaken laten zien dat klanten met bepaalde kenmerken van persoon of situatie (bijvoorbeeld schulden) gevoeliger zijn voor misbruik. Op basis van dit profiel wordt aangegeven met welke frequentie een frauderisico-onderzoek gaat plaatsvinden.
Het frauderisicoprofiel moet continu gevoed worden door de situatie van de klant en interne en externe signalen zoals woon- en leefsituatie, een signaal van het Inlichtingenbureau, fraudetips, et cetera. Voor het frauderisicoprofiel wordt een systematiek ontwikkeld en wordt een oplossing bedacht voor het vastleggen en ontsluiten daarvan.

 

De Marktpleinen

Amsterdam Noord: een nieuwe locatie op de Klaprozenweg

Amsterdam West: nieuwe en inmiddels betrokken locatie Triade, Jan van Galenstraat

Amsterdam Zuid: het nog te verbouwen Hes-gebouw op de Wibautstraat

Amsterdam Zuidoost: nieuwe en inmiddels betrokken locatie op de Flierbosdreef

Amsterdam Centrum: een nieuwe locatie bij de Oostelijke Handelskade, met een dependance voor dak- en thuislozen in het centrum
De vijf Marktpleinen zijn gebonden aan een (geografisch) deel van Amsterdam. Voor klanten wordt het helder: “je kunt uitsluitend terecht bij het Marktplein in jouw deel van de stad”. Een Marktplein heeft één publieksbalie zodat duidelijk is waar de klant moet zijn.

 

Poortwachter:

Op de Marktpleinen wordt feitelijk bepaald wie er als klant wordt toegelaten. Voor de klanten is het Marktplein de DWI. De eerste contacten omtrent aanvraag van een uitkering, voorziening of ondersteuning vinden plaats op het Marktplein. Hier zijn de klantmanagers gepositioneerd, die worden ondersteund door specialisten van Handhaving, Werkbedrijf en Shared Service Centrum.
Door de verscherpte aandacht voor handhaving zijn de handhavingspecialisten gedetacheerd op het Marktplein. De handhavingspecialisten hebben een cruciale rol in het aanvraagproces (controle gegevens, huisbezoek). Op basis van alle informatie die tijdens de aanvraag wordt verzameld door de inkomensconsulent en de handhavingspecialist besluit de klantmanager of iemand klant wordt van de DWI.

Afstemming
De WWB heeft gemeenten een grote vrijheid gegeven bij het vaststellen van financiële sancties in geval van geconstateerde fraude, nalatigheid in de informatievoorziening, onvoldoende solliciteren of meewerken aan een traject en dergelijke. Met het vaststellen van de Afstemmingsverordening is ervoor gekozen het Abw-beleid in eerste instantie voort te zetten zoals dit was neergelegd in het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz en het Boetebesluit socialezekerheidswetten. Dit beteke nt dat er vier standaardniveaus van verlagingen zijn:
1. niet nakomen formele verplichtingen, bijv. CWI-inschrijving: 5% verlaging gedurende 1 maand (voor een alleenstaande komt dit neer op € 40,50, voor een echtpaar op € 57,82)
2. onvoldoende inzet, bijv. te weinig solliciteren of niet komen op een afspraak: 10% verlaging gedurende 1 maand (voor een alleenstaande € 91, voor een echtpaar € 115,65);
3. belemmerend gedrag, bijv. onvoldoende meewerken aan een scholing: 20% verlaging gedurende 1 maand (voor een alleenstaande € 182, voor een echtpaar € 231,30);
4. werkweigering of verwijtbaar ontslag: 100% verlaging gedurende 1 maand (voor een alleenstaande € 809,58, voor een echtpaar € 1.156,54).
Bij recidive binnen één jaar wordt de duur van de verlaging in pri ncipe verdubbeld. Eventueel wordt de uiteindelijke verlaging nader afgestemd op de persoonlijke
en gezinsomstandigheden en op de mate van verwijtbaarheid.
Het stelsel van verlagingen lijkt onnodig verfijnd. Duidelijker en beter uitvoerbaar lijkt het om bij een verwijtbaar tekortschieten bij het zoeken naar werk of het meewerken aan een voorziening een verlaging toe te passen van een vast bedrag, ongeacht de gezinssituatie, bijv. € 200. Bij herhaalde nalatigheid volgt een nieuwe periode van verlaging die in omvang het dubbele is. Werkweigering en verwijtbaar ontslag zal in beginsel leiden tot een uitsluiting van twee maanden; ook deze periode kan worden verlengd als nadien bijvoorb eeld opnieuw een aanbod van algemeen geaccepteerde arbeid zou worden afgeslagen. Met inachtneming van de uitkomst van de bespreking in de raadscommissie zal een nader voorstel hierover worden ingediend. Doel is dat iemand zo snel mogelijk weer naar beste vermogen werk zoekt en/of meewerkt aan het traject.
Bij het beschreven stelsel valt verder op te merken dat het stimuleren en controleren van de naleving van de reïntegratieverplichtingen belangrijker zijn dan de sanctiepercentages op zich. Van belang is ook dat de cliënt geconfronteerd wordt met concrete eisen, zo mogelijk in de vorm van een aanbod van werk, scholing of begeleiding. Gebeurt dit namelijk niet, dan zijn verwijten over onvoldoende inspanning
van de cliënt vaak moeilijk hard te maken. Tenslotte is het zaak om aan een eenmaal opgelegde sanctie altijd een vervolgactie en -controle te koppelen, liefst terwijl de periode van verlaging nog loopt. Bij opnieuw gebleken nalatigheid kan dan direct tot een verzwaarde sanctie worden besloten.

Bij schendingen van de informatieplicht komt de verlaging in hoogte overeen met 20% van het benadelingsbedrag. Ook bij een zogeheten tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan wordt de verlaging afgestemd op de mate waarin de bijstand het gevolg is van dit gedrag. Leidt een informatiegebrek niet tot een te hoog be drag aan bijstand, dan is een verlaging mogelijk van € 45. Bij het ontbreken van verwijtbaarheid volgt geen sanctie.
Ook bij de fraudesancties zal, de raadscommissie gehoord, een vereenvoudigd stelsel worden voorgesteld. Gedacht wordt aan een verlaging van bijvoorbeeld € 200 bij een benadeling tot € 1.000 en daarboven een maand uit sluiting. Overigens kende in het verleden de boete van € 45 voor het niet tijdig leveren van informatie een zeer beperkte toepassing. Een alternatieve lik-op-stukbenadering zou kunnen liggen in bijvoorbeeld een huisbezoek.
Een verschil met de vroegere situatie betreft het sanctioneren van fraudebedragen onder de aangiftegrens. Voorheen volgde in dat geval een verplichte wettelijke boete. Dit is niet langer mogelijk. Van de mogelijkheid om reeds beëindigde uitkeringen met terugwerkende kracht extra te verlagen bij wijze van sanctie wordt geen gebruik gemaakt. In de terugvorderingspraktijk leidt dit namelijk niet tot een hoger geïnd bedrag.

Een misdraging in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van het beroep op bijstand, kan ertoe leiden dat het recht op bijsrand niet kan worden vastgesteld. Dit leidt dan tot beëindiging van de uitkering of afwijzing van de aanvraag. De WWB maakt het daarnaast mogelijk ‘het zich jegens het college zeer ernstig misdragen’ op zichzelf te sanctioneren. In de Afstemmingsverordening is hierover niet een afzonderlijke bepaling opgenomen. Een overweging was hierbij dat de introductie en de wijze van
uitvoering van een dergelijke sanctie zorgvuldig moeten worden voorbereid. In samenwerking met justitie en politie zal medio 2004 een convenant tot stand komen over misdragingen jegens gemeenteambtenaren. Daarbij ligt de focus op gedrag van de burger, dat als ernstige (= aangiftewaardige) misdraging kan worden gekenmerkt.

 

Gezamenlijke huishouding

 

WWB

Artikel 3.  Gezamenlijke huishouding en woning

1.   In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

a. echtgenoot: geregistreerde partner;

b. echtgenoten: geregistreerde partners; c. huwelijk: geregistreerd partnerschap;

d.   gehuwd: als partner geregistreerd;

e. gehuwde: als partner geregistreerde;

f. gehuwden: als partners geregistreerden;

g. echtscheiding: beëindiging van een geregistreerd partnerschap anders dan door de dood of vermissing.

 

2.   In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

a.   als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

b.   als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

 

3.   Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

4.   Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de belanghebbenden hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning en:

a.   zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaande aan de aanvraag van bijstand voor de verlening van bijstand als gehuwden zijn aangemerkt;

b.   uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

c.   zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding krachtens een geldend samenlevingscontract; of

d.   zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het derde lid.

 

5.   Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel d.

1.      In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder een woning mede verstaan een woonwagen of een woonschip.

Zo snel kan het gaan

 

UIT BELEIDSPLAN SOCIALE ZAKEN 2002

2.4. Huisbezoek

Voor het vaststellen van het recht op uitkering kan het in bepaalde gevallen nodig zijn om bepaalde feiten vast te stellen door middel van een huisbezoek. Omdat een huisbezoek inbreuk op de privacy oplevert, betekent dit dat huisbezoek (slechts) wordt ingesteld in nader omschreven situaties. Er bestaat onduidelijkheid omtrent de woon- of leefsituatie of de noodzaak van de woninginrichting moet worden vastgesteld. Ook indien de belanghebbende niet in staat is om naar de afdeling te komen, wordt een huisbezoek afgelegd.

In deze situaties zal het huisbezoek in principe steeds tijdig aangekondigd worden (op z’n laatst een dag van tevoren). Indien het huisbezoek wordt afgelegd in het kader van een bijzonder onderzoek (al dan niet door de sociale recherche) gelden afwijkende regels. Dergelijke bezoeken kunnen ook onaangekondigd worden afgelegd.

 

ANP woensdag 9 juni 2004 uur.

Rutte: huisbezoek bij mensen in de bijstand

DEN HAAG - Staatssecretaris Rutte (Sociale Zaken) vraagt gemeenten om via huisbezoeken te controleren of mensen terecht een bijstandsuitkering krijgen. Dat heeft een woordvoerster van het ministerie woensdag gezegd.

De VVD'er verwacht minimaal 400 miljoen euro aan fraude boven water te halen. Dat is vier keer zoveel als nu. Het inzetten van extra sociaal rechercheurs die gemeenten moeten inzetten loont, aldus de staatssecretaris.

In Amsterdam vinden al thuiscontroles plaats. Daar steeg in het eerste kwartaal het aantal afgewezen aanvragen van 29 naar 45 procent. Rutte kan de maatregel niet dwingend opleggen. Binnenkort praat de staatssecretaris met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) over dit onderwerp.

Sinds dit jaar zijn de gemeenten zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de bijstand. Opsporing van fraude is voor hen dus financieel aantrekkelijk. Het opgehaalde geld zouden gemeenten kunnen gebruiken om mensen met een uitkering weer aan het werk te helpen. Rutte verwees verder naar een recente steekproef in Utrecht. Daarvan zou de helft van de uitkeringen onterecht zijn.